De laatste jaren



Op 21 maart 1825 wordt voor het eerst in Londen de negende symfonie opgevoerd, die gedirigeerd wordt door George Thomas Smart

Beethoven krijgt ernstige buikklachten en zijn reis naar de Engelse hoofdstad wordt afgelast.  Zijn dokter, de homeopaat Anton Georg Braunhofer geeft hem de opdracht om te stoppen met drinken en een streng dieet te volgen.

 

In april 1825 informeert Karl zijn oom Ludwig over zijn besluit om in het leger te gaan.

Ludwig verhuist van Wenen naar “Schloss Gutenbrunn" in Baden waar hij verder werkt aan de Galitzin-kwartetten.  

 

Schloss Gutenbrunn (Sanatorium)

Sir George Thomas Smart

Op 13 mei stuurt hij een humoristische vierstemmige canon “Doktor, sperrt das Tor dem Tod” - WoO 189  naar zijn dokter en schrijft er ook nog bij dat hij zich nog erg zwak voelt.

 

“Doktor, sperrt das Tor dem Tod” - WoO 189

Hij componeert de "Heiliger Dankgesang" - opus 132, een heilige danklied, naarmate zijn gezondheid lijkt te verbeteren.

 

Eindnoten van Beethovens "Heiliger dankgesang"

"Heiliger Dankgesang" - opus 132

 

00:00 - Assai sostenuto - Allegro

09:48 - Allegro ma non troppo

19:24 - Molto adagio - Andante

37:02 - Alla marcia, assai vivace

39:26 - Finale. Allegro appassionato

Eind mei is hij al klaar met het “Strijkkwartet N° 15 in a-mineur" - Opus 132, het tweede kwartet van de drie die Prins Nikolai Borisovich Galitzine had besteld. 

Karl Holz (1798-1858)

Enkele dagen later wordt Karl Holz, ambtenaar op de kanselarij en een begaafd violist, ongeveer een jaar lang de belangrijkste assistent en secretaris van Beethoven. 

Ludwig is zeer erg gesteld op de jonge man en schrijft in 1826 twee canons voor hem, een       5-stemmige canon “Das ist das Werk, sorgt um das Geld” - WoO 197 en een 3-stemmige Canon “Wir irren allesamt” - WoO 198.

“Das ist das Werk, sorgt um das Geld” - WoO 197

“Wir irren allesamt” - WoO 198

Op 23 augustus 1825 begint Beethoven te werken aan de “Grote Fuga” als finale voor het “Strijkkwartet N° 13 in B-flat major” - Opus 130.

In zijn oorspronkelijke vorm (zoals het Schuppanzigh kwartet dat op de première uitvoerde en zoals dat in 1827 gepubliceerd werd) was de Große Fuge het slotdeel. In deze vorm duurde het werk ongeveer 50 minuten. Gezien de afwijzende reacties vroeg de uitgever aan Beethoven om een wat eenvoudiger (en lichtvoetiger) versie, dan de kolossale Große Fuge van de Finale te maken. Het kwartet was op zich gunstig ontvangen; maar de afwijzing van de Große Fuge als finale was algemeen. 

“Strijkkwartet N° 13 in B-flat major” - Opus 130

 

00:00 - I. Adagio ma non troppo - Allegro

13:18 - II. Presto

15:10 - III. Andante con moto ma non troppo

21:30 - IV. Alla danza tedesca. Allegro assai

24:41 - V. Cavatina. Adagio molto espressivo

30:14 - VI. Finale. Allegro

De Deense componist Friedrich Kuhlau bezoekt Beethoven op 2 september 1825 en samen met nog verschillende andere vrienden hebben ze een vrolijke, met champagne overgoten maaltijd.  De dag nadien componeert Beethoven een 3-stemmige canon “Kühl, nicht lau” - WoO 191 en stuurt dit werkje naar  Friedrich Kuhlau.

“Kühl, nicht lau” - WoO 191

Friedrich Kuhlau (1786-1832)

Op 4 september 1825 krijgt Beethoven in Baden het bezoek van de jonge uitgever Maurice Schlesinger, die sinds kort bij zijn vader Adolf Schlesinger werkt, en tracht om nieuwe publicatierechten te bekomen. 

Hij koopt voor 80 dukaten zijn “Strijkkwartet N° 15 in a-mineur” - Opus 132 dat op 11 september in gesloten kring wordt gespeeld.

 

Op de uitvoering van 11 september is ook Sir George Thomas Smart aanwezig, een ervaren violist, organist, zangleraar en dirigent die de eerste uitvoering van de “Negende Symfonie” had gedirigeerd in Londen.

Hij bezoekt Beethoven in Baden op 16 september 1825 om deze te overhalen om mee naar Engeland te komen.  Zelfs zijn neef Karl kan hem niet op andere gedachten brengen.  Bij het vertrek van Smart componeert Ludwig een canon WoO 192 voor hem als afscheid.

Maurice Schlesinger (1798-1871)

canon WoO 192

                                  Sir George Thomas Smart

Beethoven heeft het gehad in Baden, hij is het daar moe en wil zo snel mogelijk weg en vertrekt op 15 oktober 1825. 

Hij neemt zijn intrek in het “Schwarzpanierhaus” in Wenen.

De geschiedenis vertelt ons dat dit zijn laatste woonplaats zal zijn.

Drie weken later, op 6 november, heeft dan de eerste openbare uitvoering plaats van zijn “Strijkkwartet N° 15 in a-mineur - Opus 132 tijdens een benefietconcert van Joseph Linke, een cellist en componist en lid van het Schuppanzigh Quartet.  Ook het “Klaviertrio–Erzherzogtrio” Opus 97 wordt gespeeld.

Schwarzpanierhaus

Joseph Linke

Strijkkwartet N° 15 in a-mineur - Opus 132

 

00:00 - Assai sostenuto - Allegro

09:48 - Allegro ma non troppo

19:24 - Molto adagio - Andante

37:02 - Alla marcia, assai vivace

39:26 - Finale. Allegro appassionato

 

 

 

 

 

 

“Klaviertrio–Erzherzogtrio” Opus 97

 

0:00 Allegro moderato, 4/4

13:20 Scherzo (Allegro), 3/4

25:20 Andante cantabile ma però con moto. Poco piu adagio, D major, 3/4

37:16 Allegro moderato – Presto, 2/4 – 6/8

Op 29 november wordt Beethoven erelid van de “Gesellschaft der Musikfreunde” waar twee jaar later ook Franz Schubert lid van wordt. 

Op 15 december begint hij aan een nieuw strijkkwartet en wordt zijn “Die Weihe des Hauses” - Opus 124 gepubliceerd.

Op het einde van januari 1826 klaagt de meester over oog- en buikklachten.

Beethoven is zeer druk bezig met zijn verschillende strijkkwartetten maar door zijn slechte gezondheid wordt er weinig of niets meer gecomponeerd.  

Op 12 augustus stuurt Beethoven zijn “Strijkkwartet N° 14 in c-mineur” - Opus 131 naar Schott voor publicatie die hem hiervoor in april 80 dukaten betaalt.

Wiener Musikverein in 1898

“Strijkkwartet N° 14 in c-mineur” - Opus 131

De mislukte zelfmoordpoging met een schot in zijn hoofd van zijn neef Karl op 30 juli 1826 komt bij Beethoven zeer hard aan. Beethoven, totaal ontredderd, legt de voogdij neer ten gunste van zijn goede vriend Stephan von Breuning.

Als Karl op 25 september 1826 uit het ziekenhuis mag reist hij samen met zijn oom naar Gneixendorf om daar bij zijn oom Johann te logeren.

Tijdens de periode van de hospitalisatie van Karl is de lust om te componeren bij Beethoven ver te zoeken.  In augustus wordt de “Negende Symfonie” uitgegeven en voltooit hij de bewerking van een ouder strijkkwartet als de “Grote Fuga” voor vierhandig klavier - Opus 134.  Beethoven begint aan zijn laatste kwartet (opus 135) en stuurt het voltooide kwartet opus 131 naar de uitgever. In afwachting van zijn vertrek naar zijn regiment in Iglau, want Karl zal uiteindelijk toch militair worden, reist hij eind september samen met Beethoven naar Gneixendorf bij Krems, waar zijn broer Johann een landgoed heeft. Beethoven componeert daar een nieuwe finale voor opus 130. De oorspronkelijke finale krijgt als “Grosse Fuge” een eigen opusnummer: 133.

De nieuwe aangepaste versie wordt opgestuurd naar de uitgever Matthias Artaria.   Ook begint hij aan zijn laatste grote compositie te werken, het onvoltooide “Strijkkwartet in C” - WoO 62  wat thans als een pianostuk in C-Groot en als laatste muzikale gedenkenis aan Beethoven bekend staat.

 

 

“Strijkkwartet in C” - WoO 62

 

 

 

 

 

Oostenrijk - 1969 - Krems

Op 1 en 2 december 1826 reizen Beethoven en zijn neef Karl terug naar Wenen en brengen de nacht door in een ijskoude dorpsherberg waar de oude Ludwig ziek wordt.  Hij is al erg ziek als hij de 3-stemmige Canon “Wir irren allesamt” – WoO 198  op papier zet.

“Wir irren allesamt” – WoO 198

Andreas Ignaz Wawruch (1782 - 1842)

Het duurt tot 5 december voor er eindelijk een dokter wordt gevonden. 

Wanneer professor Andreas Ignaz Wawruch van het Weens Algemeen Ziekenhuis bij hem komt heeft Beethoven hoge koorts, ademhalingsproblemen en spuwt hij bloed, wat de professor als 'ernstige symptomen van longontsteking' diagnosticeert.  Wegens een hevige pijn in de zij kan Beethoven ook niet comfortabel liggen.

Na het nemen van de voorgeschreven medicijnen lijkt het herstel in te zetten en binnen een week kan de componist zowaar het bed verlaten en begint hij weer te lezen en te schrijven.

De vreugde is echter van korte duur want op 10 december treft Wawruch Beethoven aan die over het ganse lichaam geel ziet en stelt vast dat zijn patiënt water- en geelzucht heeft. Op 20 december krijgt hij een eerste punctie om de zwelling in zijn onderbuik te doen slinken. 

Begin januari 1827 vertrekt Karl naar Iglau en zal hij zijn oom nooit meer zien. Beethoven ondergaat vier puncties om het vocht uit zijn buik af te voeren. Zijn lever is ernstig verhard. Intussen is Anton Schindler (bijgenaamd de vervalser) teruggekeerd in Beethovens kring en hij verricht allerlei diensten voor hem. 

 

Anton Schindler (1795-1864)

      Anton Schindler heeft na Beethovens overlijden het e.e.a. mee genomen uit Beethovens 

      woning; o.a. Beethovens “Konversationshefte”. Met zijn biografie over Beethoven heeft hij   

      veel oude vrienden van Beethoven tegen zich in het harnas gejaagd. Om zijn gelijk te halen

      en om zich als een veel belangrijker persoon in het Beethovens leven voor te doen dan hij

      was geweest, heeft hij op veel plaatsten in de schriften na Beethovens dood gefingeerde

      gesprekken en aantekeningen toegevoegd. Hiermee heeft hij bijgedragen tot de

      mythevorming die na Beethovens dood ontstond, maar heeft hij ook verkeerde informatie

      gegeven over de interpretatie van Beethovens werken. Degene die de grootste biograaf van

      Beethoven had kunnen worden, gaat nu de geschiedenis in als een vervalser. Beethovens

      belangrijkste biograaf werd de Amerikaan Alexander Weelock Thayer.

Op 6 januari 1827, 2, 8 en 27 februari krijgt hij nieuwe puncties die echter geen baat hebben.  

Ondanks dat Beethovens vriendenkring, mede door zijn teruggetrokken manier van leven, flink is uitgedund, krijgt hij veel bezoek. 

 

Johann Andreas Stumpff 

(1769 – 1846)

Opvallend zijn de bezoekjes van de jonge Gerhard von Breuning, zoon van vriend Stephan von Breuning.  Jaren later zal deze zijn memoires op papier zetten onder te titel “Aus dem Schwarzspanierhause”, naar de laatste woning van Beethoven.

Van de Philharmonic Society of London krijgt Beethoven 100 pond als bijdrage voor de ziektekosten. Zijn vriend Stumpff in Engeland stuurt hem de veertigdelige uitgave van de werken van Händel, waar Beethoven ontzettend blij mee is. 

 

Gerhard von Breuning

(1813-1892)

Beethoven op zijn doodsbed, naar een tekening van Lindenschmit, 1855

 

Anselm Hüttenbrenner (1794 – 1868)

Op 22 maart ontvangt Beethoven het sacrament der stervenden en op 23 maart 1827 schrijft hij met zijn laatste krachten nog een aanhangsel voor zijn testament.  Op 24 maart raakt hij bewusteloos.

Beethoven sterft op 26 maart 1827 tussen 17.00 en 18.00 uur.  Volgens één van de twee bezoekers die hij op dat moment heeft,  Anselm Huettenbrenner, een vriend van Franz Schubert, steekt er in de late middag een storm op. Er is een lichtflits, gevolgd door een enorme donderslag.

Beethoven die al buiten kennis is, opent zijn ogen en heft zijn rechterhand.    Hij kijkt enkele seconden op, met zijn vuist gebald, met een zeer ernstige en dreigende uitdrukking op zijn gezicht.

Wanneer hij zijn hand op bed terug laat vallen, sluit hij de ogen half en sterft.

Het hierbij afgebeelde indrukwekkende dodenmasker werd gemaakt door Danhauser.

 

West-Berlijn - 1952 -

Dodenmasker Beethoven

 

 

 

 

Sao Tomé y Principe - 1977 -

Dodenmasker Beethoven

Beethoven op zijn doodsbed door Jozef Danhauser

Dodenmasker door Danhauser

Drie dagen later wordt Beethoven begraven op het Währinger Ortsfriedhof.

De toeloop is ongekend groot voor een begrafenis van een niet vorstelijk persoon.  De menigte wordt op ongeveer 20.000 mensen geschat; de scholen hebben vrij en men moet het leger inzetten om orde in de chaos te scheppen. 

Op het kerkhof wordt een grafrede van Franz Grillparzer voorgelezen.

De lijkstoet  vertrekt onder een grote  belangstelling vanuit het sterfhuis in de Schwarzspanierstrasse naar de Alserkirche (Dreifältigkeitskirche), waar de kerkdienst plaatsvindt met de muziek van zijn Equale a quattro Tromboni – WoO 30.  Daarna volgt een bewerking van zijn pianosonate opus 26.  Een van de fakkeldragers is Franz Schubert.

 

Oostenrijk - 1947 - Oostenrijkse schrijver en toneeldichter Franz Seraphim Grillparzer, geboren op 15 januari 1791 en overleden op 21 januari 1872. De postzegel was gewijd aan de sterfdag van Grillparzer, toen 75 jaar geleden.

Lijkstoet Beethoven

Beethovens stoffelijk overschot wordt nog twee keer opgegraven.

De eerste keer voor onderzoek in 1863 en de tweede keer in 1888 om zijn lichaam en dat van Franz Schubert over te brengen naar de eregraven op het Zentralfriedhof in Wenen. 

De oude grafstenen van beide componisten staan echter nog altijd in wat nu het Schubertpark heet.

 

Malediven - 1977 - 150 ste verjaardag van de dood van Beethoven


Einde van de voorstelling